Vorige week plukte Jan een bejaarde vrouw uit de gietende regen van het terras van het rusthuis. Vandaag was het mijn beurt om er eentje te helpen.
Op het dakterras stond ze moederziel alleen paniekerig te roepen naar de ramen, naar binnen. Toen ze me zag buiten komen uit de kribbe riep ze me toe. “Ik kan hier niet weg.” Ze leek me verward en paniekerig. Aan het raam van de tv-zaal zat een oude man die ik kon verwittigen om een verpleegster te sturen. Toen er dan iemand kwam werd ze wat rustiger en terwijl de verpleegster me duidelijk wou maken dat de dame er niet helemaal meer bij was, stamelde het bonneke zacht “Er komt nooit iemand, niemand helpt, maar gij zijt wel gekomen, gij hebt een warm hart.”