Wat hou ik van hangen, op een bankje op een pleintje. Muziek in mijn oren, lekker mensen kijken. Afgelopen week hoorde ik een wat oudere man vertellen dat hij nooit ging hangen vroeger. ‘s Ochtends meteen naar school, ‘s avonds meteen naar huis. Flink huiswerk maken, eten en basta. Nu jaren later vond hij het bijzonder jammer dat hij nooit van hanging around had kunnen doen.
Hangen doen jongeren en mensen in het algemeen al jaren. Op pleintjes, in het zicht of net daarbuiten. Op hun dorpel voor de deur, een babbeltje met een buur of een toevallige passant. Op een bankje in zon. In onze tienerjaren hingen we uren op straat, geen haan die er naar kraaide. Overlast?! Dat woord bestond nog niet.
Maar dat loslopend wild, die ongeorganiseerde jongeren worden stilaan een doorn in het oog. Want niemand weet wat ze daar exact doen of vertellen. Een blikje bier maakt hen een comazuiper, een naam in de bank een vandaal. We willen lijnen trekken in het straatbeeld, wie mag waar. We willen mensen in hokjes stoppen, wie doet wat en waarom.
Kinderen en jongeren passen helemaal nog niet in hokjes. Ze ontdekken zichzelf en de wereld, ze bricoleren beetje en beetje hun eigen identiteit. En dat doen ze door samen te spelen, door te hangen op straat, door af en toe met hun kop tegen de muur te lopen. En daar hoort zingen, lachen, lopen, roepen en allerlei zottigheid bij. Net als een dartel veulen dat door een wei springt. Dat leg je niet zo maar aan banden.
[youtube ARiiO_41Id8]