In februari werk ik 5 jaar in Brussel. Mijn wandeltraject naar het werk is nagenoeg hetzelfde gebleven. Voor de bedelaars op straat was het een komen en gaan.
Zo was er lange tijd een koppel met een baby. Man en vrouw waren om beurt op post, de baby was er elke keer bij. Telkens met even weinig resultaat. ‘s Ochtends wrijven de pendelaars nog slaapbeesten uit hun ooghoek, ‘s avond haast de werkmens zich zo snel mogelijk naar huis. Druk druk druk.
Lange tijd was een immer goedgezinde oudere violist mijn favoriet. Elke ochtend toverde hij de Hongaarse dans nr.5 van Brahms uit zijn viool. Meer heeft een meisje van Hongaarse afkomst niet nodig om haar dag goed te beginnen.
Het koppel en de violist heb ik al jaren niet meer gezien. Maar één jonge man duikt al jaren op. ‘s Avonds zit hij voor zich uit te staren. Een ingetogen bonjour voor zij met als enige doel het station. Zelden beantwoordt iemand zijn blik. Af en toe stop ik hem iets te eten of wat geld toe. We groeten elkaar elke dag. En als hij er een paar keer niet is, hoop ik elke keer dat zijn leven een nieuwe betere wending heeft genomen. Jaar na jaar werd ik nieuwsgieriger naar zijn verhaal. Maar ik ben nog steeds te beroerd om het hem te vragen.
je omschrijft mooi!
Dankjewel