In het vierde leerjaar moesten we voor een oogtest door een bakje turen. Ik vond het allemaal nogal mistig. “Is dat ding wel proper mevrouw? Er hangt precies een waas voor.” Geen waas aan het bakje, maar wel een meisje dat een bril nodig had. The horror. Ik vond er niks aan. En dat bleef zo. Lelijk montuur na lelijk montuur. Zo bijna een jaar of 10.
Tot ik de wondere wereld der lenzen leerde kennen. Die maakte mijn studententijd een stuk vrolijker. Weg met dat lelijk onding op mijn neus, die aangedampte glazen in de winter en die zonnebrilloze zomers. Maar 10 jaar later waren het dan weer mijn ogen die wat minder vrolijk werden van die lenzen elke dag. Dus op aanraden van de oogarts ging ik weer brillen. Dan maar meteen zo een dikke zwarte Ray Ban. Meisje met bril of bril met meisje. Mensen herkennen me amper zonder.
Vandaag zat ik voor het eerst in drie jaar nog eens bij de oogarts. En lucky me, mijn ogen zijn nagenoeg stabiel. Dus laseren is een optie. Sparen maar dus, voor die dag dat ik nog eens kan wakker worden zonder te moeten tasten naar een bril, maar waarop ik meteen de wereld kan bewonderen.